Een bedrijfsruimte huren begint met het ondertekenen van een huurcontract. Maar vaak wordt niet gelet op de kleine –en zelfs grote- letters in het huurcontract. We zetten vijf belangrijke aandachtspunten op een rij.

Download hier onze gratis whitepaper: ‘Bedrijfsruimte huren of verhuren? Mis deze tips niet!

1. Bedrijfsruimte wordt verkeerd benoemd

Wat voor soort bedrijfsruimte je wilt huren, maakt juridisch veel verschil. Voor huur van winkelruimte (juridisch een ‘290-bedrijfsruimte’ genoemd) gelden bijvoorbeeld veel strengere regels dan voor het huren van een kantoorruimte (‘overige bedrijfsruimte’ genoemd). Stel: een bedrijfsruimte benoem je in je huurcontract als een ‘overige bedrijfsruimte’. Maar het was ook de bedoeling om er producten te verkopen. Dan geldt waarschijnlijk toch het strengere huurregime voor een winkel en kun je veel moeilijker de huur opzeggen. Hier vind je een aantal voorbeelden van verschillende soorten bedrijfsruimten en de toepasselijke huurregimes.

2. Te weinig aandacht voor het opstellen van een huurcontract

Hoe duidelijker in het huurcontract staat vermeld wat je met de ruimte wilt doen, des te beter beide partijen weten waar ze aan toe zijn. De in de praktijk gebruikte (ROZ-)modellen dekken niet altijd de lading. Uitgangspunt is namelijk ‘contractsvrijheid’. Dat betekent dat in veel gevallen wel van de wet kan worden afgeweken. Je kunt bijvoorbeeld afspraken maken over wat er in het gehuurde mag of moet worden geëxploiteerd en over de openingstijden.

3. Als huurder wil je na een jaar de huur van je winkel opzeggen

Dat kan dus normaal gesproken niet. Voor een ‘290-bedrijfsruimte’ gelden strenge regels. Je zit vast aan een huurperiode van tenminste vijf jaar. Heb je afgesproken dat je vier jaar wilt huren, dan geldt de overeenkomst toch voor vijf jaar. Alleen als je kiest voor een huurperiode van twee jaar of korter, geldt dit niet.

4. Als verhuurder wil je de huurovereenkomst beëindigen door opzegging

Dat is lastig. In geval van een 290-bedrijfsruimte duurt de overeenkomst in beginsel 5 jaar. Vaak wordt uitgegaan van twee maal 5 jaar. Aan het einde van de eerste termijn zijn er twee gronden om de huur te mogen beëindigen: slechte bedrijfsvoering en dringend persoonlijk gebruik. Maar dan moet je de rechter hiervan wel kunnen overtuigen. Een overige bedrijfsruimte is voor de verhuurder eenvoudiger op te zeggen.

5. Betalingsachterstand: einde van het huurcontract?

Niet per se. De rechter kijkt altijd of de ontbinding gerechtvaardigd is. Structurele wanbetaling kan een ontbinding rechtvaardigen. Maar dat hoeft dus niet in alle gevallen zo te zijn. De rechter laat altijd zwaar meewegen dat een huurder voor zijn inkomen vaak afhankelijk is van de huurovereenkomst. De rechter kijkt ook hoe de verhuurder zich al die tijd heeft opgesteld. Heb je als verhuurder de slechte betaling lange tijd geaccepteerd? Dan is het lastig om dit als reden te gebruiken om de huurovereenkomst te ontbinden.

Deze vijf valkuilen zijn maar enkele voorbeelden die onderstrepen hoe belangrijk een goed opgesteld huurcontract is. Benieuwd waar je nog meer op moet letten? 

Download dan onze whitepaper ‘Bedrijfsruimte huren of verhuren?’ Of bel ons met je vragen over je rechten als huurder of verhuurder!

Vastgoedrecht